“Ik geloofde dat de hele wereld gemanipuleerd werd", vertelt Gijs. "Er was een geheime wereldmacht die ons bestuurde. Ik hield hun vergaderingen bij. De data van deze vergadering stonden op internet. Niemand anders leek het te merken. Ik vond dat het mijn taak was om de wereld te redden van de ondergang. Het lukte me alleen niet om anderen hiervan te overtuigen. Mensen om mij heen begrepen mij steeds minder goed. Er ontstond een afstand. Discussies met klasgenoten over het complot liepen vaak uit de hand. Terwijl ik toch echt zeker wist dat ik het bij het rechte eind had!"
Gijs studeert Bouwkunde en woont sinds twee jaar zelfstandig. Hij trekt zich veel terug op zijn kamer. Zijn gedachten lopen steeds meer uit de hand. Gijs: "Ik blowde best veel. In mijn kamer vond ik rust en kon ik me bezig houden met de plannen van het geheime genootschap. Het was overduidelijk dat ze het niet goed met ons voor hadden. Het genootschap regelde dat er via de toppen van kerktorens en zendmasten negatieve energie over de aarde werd uitgezonden. Dit stond allemaal in verbinding met het getal 11. Een stem in mijn hoofd vertelde mij dat deze energie op een dag zo krachtig zou zijn, dat het de hersenen van alle mensen zou aantasten. We werden allemaal tot slaaf gemaakt."
Ondergang
"De situatie werd steeds ondraaglijker. Ik waarschuwde mensen dat het gevaar nabij was, maar niemand luisterde. Naar buiten gaan was een probleem. Ik ging alleen nog maar naar school voor tentamens. In de gangen van het schoolgebouw hingen camera’s die mij in de gaten hielden, dacht ik. Dit was omdat het genootschap mijn plannen doorhad en wilde verhinderen dat ik in actie kwam. De ramen van mijn studentenkamer had ik daarom beplakt met zwart landbouwplastic."
"Toen mijn moeder op een dag langskwam, schrok ze verschrikkelijk. Ik zat rillend op de bank. Ze sloeg haar arm om me heen en vroeg me wat er aan de hand was. Ik vertelde haar dat we werden aangevallen en dat niemand het zou overleven. Mijn moeder vroeg mij toen naar het telefoonnummer van mijn huisarts. Even later kwam er een ambulance voorrijden. Twee hulpverleners namen me mee de wagen in. Mijn moeder ging ook mee. Ik protesteerde hevig."
"De rit naar GGZ Drenthe was moeilijk. Ik begreep niet waarom mijn moeder me tegenwerkte. Ik was immers bezig de wereld te redden! Dat zou ik de psychiaters bij GGZ Drenthe ook duidelijk maken. Eenmaal aangekomen had ik snel door dat dit niet ging lukken. De moed zonk me in de schoenen. Ik dacht dat ik nooit meer weg zou komen. Wat waren ze met me van plan?"