Spring naar navigatie Spring naar inhoud

Bert werkt jarenlang op een accountantskantoor, maar vindt de omgang met collega’s lastig.

"Nu weet ik dat ik autisme heb en dat is prettig. Ik kan mijn tekortkomingen beter accepteren. "

Bert, 61 | Autisme

Bert is getrouwd, heeft drie kinderen en werkt jarenlang op een accountantskantoor. Als adviseur Kwaliteit is het zijn taak om gestructureerd te werken en dat past precies bij hem. Bert is goed met feiten en cijfers, maar het omgaan met collega’s vindt hij lastig. Hij maakt niet snel een praatje, tenzij hij van tevoren precies weet waarover. En hij kan moeilijk kritiek verdragen. ‘Mijn plan was het enige juiste’, vertelt hij. ‘Ik kon erg slecht tegen collega’s die opmerkingen over mijn werk hadden. Of voorstelden om het iets anders te doen. Later sloeg ik bewust dingen over, zodat er ruimte was voor hun inbreng.’ Thuis praat Bert bijna niet over zijn werk. ‘Als mijn vrouw vroeg hoe het was zei ik kortweg: goed. Ik had eerst tijd nodig om de gebeurtenissen zélf te verwerken. Soms kwam het een paar dagen later. Mijn vrouw vertelde direct van alles als ze thuiskwam.’

ASS een verzamelnaam voor autisme
Maar het voortdurend zich moeten aanpassen kost veel energie. Bert krijgt een burn-out en moet zich ziekmelden. ‘Ik was gewoon zó moe’, zegt Bert. Zijn huisarts vermoedt dat er meer aan de hand is en vindt het een goed idee als Bert een keer naar GGZ Drenthe gaat. ‘Dat wilde ik wel. Ik heb altijd geweten dat ik anders was.’ Nadat Bert een paar vragenlijsten heeft ingevuld en een gesprek met de psychiater heeft gehad, wordt al snel duidelijk hoe dat komt. ‘ASS, een verzamelnaam voor aan autisme verwante stoornissen. Ik vind het prettig om te weten wat ik heb. Ik kan nu beter accepteren dat ik tekortkomingen heb. Ook mijn familie heeft de afgelopen jaren wel gemerkt dat ik een lastig persoon ben. Nu we weten dat ik een stoornis heb valt mij minder te verwijten.’

Moeilijk inleven in anderen
‘Ik had het graag eerder geweten. Als kind was ik heel verlegen. Daardoor had ik op de basisschool weinig vriendjes en vriendinnetjes. In mijn pubertijd was het lastig om meisjes te leren kennen. Ik functioneerde goed in het bestuur van de jeugdsoos, maar gewoon naar de soos ging ik niet vaak. Ik durfde niet zomaar een gesprek te beginnen.’ Veel mensen met een aan autisme verwante stoornis kunnen zich bovendien moeilijk inleven in anderen. Ook gezichtsuitdrukkingen en gevoelens merken ze niet op. ‘Daardoor heb ik in het verleden mensen gekwetst’, zegt Bert. ‘Toen mijn zus bijvoorbeeld verdrietig vertelde dat ze na een moeilijke periode haar huis had verkocht, reageerde ik blij: gefeliciteerd! Maar mijn vrouw zag dat mijn zus het er moeilijk mee had en omhelsde haar. Dat vind ik dan rot.’

Psycho-educatie bij autisme
‘Bij GGZ Drenthe ben ik veel te weten gekomen over autisme. Ik kreeg onder andere psycho-educatie en leerde dat ik niet uniek ben. Ik heb ook assertiviteitstraining gevraagd en dat was buitengewoon leerzaam! In een groep van mensen mét en zonder autisme. Bij het rollenspel zag je duidelijk verschil: de mensen mét autisme hoorden wat er in het rollenspel werd gezegd, de mensen zonder autisme zagen daarnaast ook de lichaamstaal en wat daarmee werd uitgedrukt. Verder heb ik praktische tips gekregen om met mijn stoornis om te gaan. Ik heb nu een vaste dagindeling. Daar hebben de kinderen trouwens ook baat bij. Nu mijn behandeling bij GGZ Drenthe is afgelopen ga ik maandelijks naar een bijeenkomst van de lotgenotencontactgroep van de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Ik vind het prettig om met lotgenoten in gesprek te zijn. Ik kan daar mezelf zijn en hoef mijn autisme niet te verbergen.’

Lijstjes maken
‘Ik werk niet meer, dat kan ik psychisch niet meer aan. Eerst dacht ik: ik ben over de zestig, wat maakt mij dat nou uit? Maar nu doe ik vrijwilligerswerk, twee keer twee uur per week. Weet je, als je helemaal niets meer doet heeft het leven toch geen zin? Ik ben ook lid geworden van een literatuurgroep, om onder de mensen te blijven. Want als het gesprek ergens over gaat, bijvoorbeeld een boek, dan kan ik prima meepraten. Maar als de boekbespreking is afgelopen, ben ik de eerste die weggaat. Dan heb ik niets meer te vertellen. Thuis schrijf ik alles wat ik per dag moet doen op een lijstje. Bed opmaken, koffie drinken, in de tuin werken. Dat deed ik vroeger nooit, maar het werkt wel. Het geeft mij rust. Ook heb ik geleerd om spannende dingen, zoals een verjaardag of winkelen met mijn vrouw, te plannen. En dan moet je niet een uur van tevoren met een ander plan komen, daar krijg ik echt de kriebels van.’

De beschreven situatie is aan de werkelijkheid ontleend, de naam en persoonlijke omstandigheden zijn veranderd. De afgebeelde persoon is geen patiënt maar een model.